Menu X

Door Jan Fred van Wijnen en Stijn van Gils

De markt voor digitale rekenkracht raakt oververhit. Dat is ongunstig voor Amsterdam, spil in het Europese dataverkeer, want nu profileren ook andere steden in Europa zich als centrum. De strijd om een Europese toppositie vindt zelfs plaats op de zeebodem.

Datacenter Iron Mountain AMS-1
Qua vloeroppervlak is de regio Amsterdam als het gaat om datacenters de derde aanbieder in Europa, na Londen en Frankfurt.

In het kort

  • Datacenters en supersnelle internetverbindingen geven Nederland een prominente rol in de Europese digitale economie.
  • Uitbreiding van datacenters stuit op stroomtekorten en weerzin tegen lelijke gebouwen in het landschap.
  • Daardoor krijgt Nederland meer concurrentie van datacenters in andere delen van Europa, zoals Scandinavië.
  • Ook de zeekabels voor data, die Nederland een spilfunctie geven in het Europese internetverkeer, krijgen concurrentie uit andere landen.


Datacenters: rekken vol computers, in strak vormgegeven complexen die makkelijk tien voetbalvelden beslaan. Nieuwe datacenters komen in Frankfurt, Parijs en in de Verenigde Staten. Niet in Amsterdam, dat nu een belangrijk scharnierpunt is voor de data die bedrijven rondpompen tussen Europa en de VS.

Datacenters zijn een lucratieve investering. De vraag naar rekenkracht bereikt een once-in-a-generation-piek, aldus Jon Gray, president en chief operating officer van Blackstone. Die piek komt niet alleen door Instagrammers, het streamen van tv-series of vergaderingen via Zoom en Teams. Tegenwoordig hangt er ook veel apparatuur aan het internet en dat jaagt non-stop informatie naar een datacenter van industriële machines, auto’s, koelkasten en medische apparatuur — zowel in ziekenhuizen als bij patiënten thuis.

Overheden zien het afhandelen van al die data als een pijler onder de economie. Veel opslagcapaciteit en snelle toegang tot het internet maakt het extra aantrekkelijk voor bedrijven om zich ergens te vestigen — vooral innovatieve bedrijven die zwaar leunen op een digitale infrastructuur. Nederland telt veel datacenters. Qua vloeroppervlak is de regio Amsterdam (eigenlijk vooral de bedrijfsterreinen van Schiphol-Rijk) de derde aanbieder in Europa, na Londen en Frankfurt.

Bovendien heeft Nederland een grote toegangspoort tot het wereldwijde internet: de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX). Dankzij die combinatie is Nederland een Europese topspeler geworden in het dataverkeer.

Grens aan de groei

Maar Nederland bereikt een grens. Zoals de boeren en de bouwers zijn gebotst op milieunormen, zo is ook voor nieuwe datacenters nauwelijks meer plek. Dat komt vooral doordat het overbelaste stroomnet in Nederland dit niet meer aan kan. Ondanks hun investeringen in betere koeling en andere vormen van energiebesparing, gebruiken datacenters 3% van de elektriciteit in Nederland. Als stroomslurper concurreren ze met nieuwe woonwijken en bedrijfsterreinen.

Daarom koos Noord-Holland vorig jaar zijn eigen strategie voor nieuwe datacenters: die mogen alleen nog komen in Amsterdam, Haarlemmermeer en Hollands Kroon (de gemeente waar onder meer Microsoft zijn nieuwe megacentrum heeft). En ze krijgen alleen een vergunning als ze echt een supersnelle internetverbinding nodig hebben.

En zelfs dan is uitbreiding niet gegarandeerd. Microsoft bouwt in Hollands Kroon een tweede megacentrum. Het bedrijf was al op eigen risico gaan bouwen met een ‘gedoogbeslissing’ van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Sinds april dit jaar ligt er ook een echte vergunning. Maar die wordt aangevochten door landbouworganisatie LTO Noord en een groep omwonenden. De zaak komt maandag 18 december voor de rechter.

De kramp is duidelijk te zien in de cijfers. Vorig jaar werd maar 1% nieuw vloeroppervlak opgeleverd, terwijl de sector 4% had voorspeld. Die groei was er alleen nog buiten Amsterdam. Maar de vraag naar computercapaciteit blijft toenemen. In alle traditionele steden voor datacenters raakt de markt oververhit, blijkt uit de kwartaalrapporten van CBRE, een internationale vastgoedadviseur. In alle steden heeft de beschikbaarheid een ‘historisch laag niveau’ bereikt. In Frankfurt is nog maar 1% vrije ruimte in de datacenters, in Parijs maar 2% en in Londen nog 6%.

Digitale strategie wankelt

Ook in Amsterdam gaat het hard. Begin dit jaar was nog 17% vloeroppervlak beschikbaar, in het derde kwartaal nog maar 7%. Toch komen de nieuwe megadatacenters van Blackstone en Digital Realty niet in Amsterdam, noch elders in Nederland. Dit soort projecten hebben weinig toekomst meer in Nederland, want het kabinet wil ze alleen bij hoge uitzondering nog toelaten. Frankfurt en Parijs geven gemakkelijker een vergunning.

Hierdoor wankelt de Nederlandse digitale strategie, zegt Kees Verhoeven, voormalig D66-specialist in digitale zaken: ‘Wij willen een belangrijk internetknoopput zijn in de Europese Unie. Dat wordt lastig als we de vestiging van nieuwe datacenters sterk beperken. Of als we te weinig investeren in stroom- en watervoorziening voor deze gebouwen.’ Verhoeven is zelfstandig IT-adviseur en werkt onder meer voor de brancheorganisatie van Nederlandse datacenters DDA.

Stijn Grove, directeur van deze vereniging, noemt de weerzin tegen nieuwe gebouwen unfair: ‘We willen allemaal dat ASML steeds meer chipmachines verkoopt. Maar die machines maken wel steeds meer chips voor steeds meer computers, die steeds meer data versturen. We kunnen onze datacenters wel lelijk vinden, of zeggen dat ze te veel stroom verbruiken, maar de wereld kan niet meer zonder.’

Scandinavië springt in het gat

Het gevolg van de krapte in regio’s als Amsterdam, Frankfurt en Parijs is dat nieuwe Europese regio’s in het gat springen, en zich aanbieden als vestigingsplaats. Nieuwe datacenters schieten overal uit de grond, van Polen tot Spanje en Griekenland. Vooral Scandinavische gemeenten trekken actief investeerders aan voor datacenters. De meeste gebruikers maakt het ook weinig uit waar hun data staan, als de capaciteit er maar is als ze snel extra computers nodig hebben.

Voor anderen is snelheid wel belangrijk, zoals bij financiële transacties of het verwerken van metingen uit sensors en medische apparatuur. En snelheid maakt Amsterdam nog steeds een toplocatie, dankzij het grote internetknooppunt AMS-IX tussen Europa en de VS. Maar ook dit voordeel is niet eeuwigdurend. In Noord-Europa roert de concurrentie zich.

Finland is daar de grote trekker van een bouwconsortium, Far North Fiber Connect, dat een nieuwe zeekabel van 15.000 kilometer lengte aanlegt tussen de Noord-Europese landen, de VS en Japan. Over twee jaar moet de kabel in gebruik zijn. Een tweede Noord-Europees project, dat ook Azië en Amerika wil aansluiten op Noord-Europa, heet Polar Connect. De kabels krijgen wel een afslag in Ierland, maar Nederland is nog niet in de plannen opgenomen.

Tegelijk dringt ook Brussel aan op meer concurrentie voor Amsterdam. De Europese Commissie heeft ‘soevereiniteit’ hoog in het vaandel. Op allerlei vlakken moet de afhankelijkheid van andere machtsblokken zo klein mogelijk worden: energie, grondstoffen, technologie, talent en een betrouwbare digitale infrastructuur. Zoals zeekabels voor het dataverkeer. Daar zijn er echter te weinig van, én ze zijn kwetsbaar volgens eurocommissaris Thierry Breton. Eén Russisch anker dat op de verkeerde plek over de zeebodem schraapt, en deze verbinding is dood.

Daarom wil ook Brussel zelf investeren in verschillende kabelprojecten: een ‘Euroring’, die de ruggengraat moet vormen van het internet binnen Europa, en een ‘mondiale ring’ voor verbinding met de rest van de wereld. De plannen zijn prematuur. Maar ook zonder concurrentie uit Brussel is het duidelijk dat Nederland niet meer de grote spil blijft in het trans-Atlantische dataverkeer. Europa krijgt veel meer knooppunten van kabels en datacenters.

Kleine en grote datacenters

Data uit computers, mobieltjes en andere apparaten loopt vrijwel altijd via de kabel naar een datacenter. Zo’n gebouw kan ook in een ander land of zelfs werelddeel staan dan waar de data vandaan komt.

Tot nu toe groeide de vraag naar computercapaciteit vooral doordat steeds meer handelingen via computers en mobieltjes gebeuren. Maar nu komt ook AI (kunstmatige intelligentie) uit de startblokken. In steeds meer datacenters worden computers met aparte AI-chips geïnstalleerd, die vooral complexe berekeningen uitvoeren. De AI-revolutie zal de komende jaren steeds meer plek claimen in de datacenters.

De allergrootste gebouwen worden hyperscale-datacenters genoemd. De meeste zijn van Microsoft, Google, Meta en Amazon, ook wel bekend als big tech. Doorgaans zijn ze alleen voor eigen klanten of voor eigen gebruik. Data van abonnees op Microsoft-producten, zoals Office 365 en de videodienst Teams, komen automatisch in een centrum van Microsoft. Net als de gebruikers van GPT4, het populairste AI-programma van dit moment.

Een voordeel van hyperscalers is dat gebruikers direct extra capaciteit kunnen huren als ze die nodig hebben. Maar dan moet wel de ruimte er zijn. Microsoft was al begonnen met de bouw van een tweede datacentrum in Noord-Holland, maar een bezwaarprocedure van omwonenden kan nog roet in het eten gooien.

Lees het volledige artikel op de site van het FD.